In de analyse van het ‘onbehagen’ dat alom schijnt te heersen, wordt een aspect stelselmatig onderschat – en dat is de toegenomen massa der mensen. Aan het eind van de oorlog telde Nederland 9 miljoen inwoners. Dat zijn er inmiddels bijna twee maal zo veel. ‘Voor jou tien anderen’ kan dus moeiteloos veranderd worden in ‘voor jou twintig anderen’. En dat maakt uit. We staan in langere rijen, we staan in grotere menigten, we maken meer dan ooit deel uit van een massa. Het is drukker op het strand, in de trein, op kantoor, dan ooit tevoren. Het individu, toch al weggerukt uit de veilige beschutting van zuil of kerk of dorp, moet zich óók nog eens handhaven in een massa waarin hij verdrinkt. Een oud kerklied zingt: ‘En onder millioenen, hebt Gij ook mij in ’t oog’… Nu die verticale bescherming is weggevallen, blijken het op de horizontale as opeens miljarden te zijn.