Beschamende scheldpartijen, pijnlijke tweets, seksistische uitspraken: Trump lijkt ze eerder op te zoeken dan zich ervoor te schamen. Door boeken als Fear van Bob Woodward weten we maar al te goed wat voor een kinderlijke en narcistische persoonlijkheid er in het Witte Huis zetelt. Maar is dat het échte probleem? Volgens journalist Michael Lewis ligt de echte ramp die de regering Trump veroorzaakt heel ergens anders – in het binnenlands bestuur van de VS, waar Trump volstrekt incapabele mensen en in de meeste gevallen gewoon níemand heeft benoemd om de federale overheidsprogramma’s in goede banen te leiden.
Twee maanden geleden nam ik uit San Diego een boek mee van de Californische journalist Michael Lewis, The Fifth Risk. Door omstandigheden moest het boek even wachten maar nu ik het gelezen heb, gaat het niet meer uit mijn hoofd. Het is een huiveringwekkende page-turner over de 500 à 1000 cruciale posten in de federale overheid van de VS. Bij het aantreden van een nieuwe president moeten namelijk niet alleen ministers gevonden worden voor het nieuwe kabinet maar bovenal honderden leidinggevende figuren binnen de federale overheidsprogramma’s: mensen die nadenken over uranium-opslag, de bouw van satellieten, voedselprogramma’s voor de allerarmsten, investeringen in de ontwikkeling van landbouw of energievoorziening, en ontelbaar veel dingen meer.
The Fifth Risk gaat dus maar zijdelings over Donald Trump. Aan het begin van het boek laat Lewis zien dat Donald Trump zich vòòr de verkiezingen in het geheel niet bewust was van het feit dat hij zich moest voorbereiden op deze benoemingen – iets dat een presidentskandidaat bij wet verplicht is om te doen. Fuck the law, zei Trump. Zeer tegen zijn zin werd er inderhaast toch een ‘transitieteam’ in het leven geroepen. Maar na de verkiezingen bleef het op de 500 meest cruciale overheidsposten en -programma’s angstvallig stil. Er gebeurde helemaal niets. Zowel Bush als Obama hadden bij hun benoeming destijds overgangsplannen klaarliggen: de overheidsdiensten zelf waren dan ook gewend om een paar maanden lang de nieuwe staf op hun departement te briefen en het stokje over te dragen. Met name Obama legde er een eer in om de meest talentvolle wetenschappers, deskundigen en ambtenaren op te sporen en in te zetten op deze cruciale posten.
Lewis beschrijft hoe, na maanden radiostilte, op belangrijke posities zakenvrienden van Trump werden benoemd die óf geen enkele affiniteit met de complexe overheidstaken hadden óf ronduit tegengestelde belangen hadden: bij de National Oceanic and Atmosferic Administration, waaronder ook de weerdienst en meteorologisch instituut van de VS vallen, werd Barry Myers benoemd, eigenaar-directeur van een commercieel weerbureau. De man had uiteraard geen enkel belang bij het goed en laagdrempelig ter beschikking stellen van meteorologische data, want zijn bedrijf zet 100 miljoen dollar per jaar om met het verkopen van weerwaarschuwingen en -voorspellingen aan de hoogste bieder. Omdat hij ook geen meteoroloog was en geen enkele interesse in langetermijnproblemen aan de dag legde, was hij wel de slechtst denkbare persoon om een overheidsdienst te leiden die de veiligheid van zo veel mogelijk Amerikanen moet garanderen met behulp van gratis tornadowaarschuwingen en andere weersvoorspellingen.
The Fifth Risk leest als een thriller maar is uiteindelijk vooral een lofzang – een lofzang op al die overheidsprogramma’s en de toegewijde mensen die er leiding aan geven en ze uitvoeren. Lewis gaat bij ze op bezoek, laat ze hun verhaal vertellen, en legt hun soms zeer persoonlijke redenen vast om al hun intelligentie en tijd in overheidsdiensten te steken.
Op die manier legt Lewis óók de beschamende onwetendheid bloot van de meeste Amerikanen, zelfs de hoogopgeleide, over wat hun overheid allemaal doet. Hij laat zien hoe de commerciële weerbureaus hun data allemaal ontlenen aan de satellieten en radars die met overheidsgeld betaald zijn. Hij vertelt hoe juist de rurale gebieden in de VS (waar Trump het hoogst scoorde) enorm afhankelijk zijn van investeringen en kredieten waarvoor geen commerciële bank het risico wil nemen – en die dus van de overheid komen. Hoe kan het dan dat nog steeds zoveel Amerikanen, in navolging van Reagan, zeggen: ‘de overheid is niet de oplossing maar het probleem’? Vanwaar die willful ignorance? De man die met hulp van een lokale bank een winkeltje weet draaiende te houden in een van de rurale staten van Amerika, wil niet weten dat de lening voor zijn winkel van de overheid komt. En zijn volksvertegenwoordiger ook niet, en de lokale bank uiteraard ook niet. ‘Zet dat maar niet op een spandoek, want zo’n boodschap valt hier niet goed’, zo wordt gezegd.
Lewis opent de lezer de ogen voor al het werk dat in de afgelopen tachtig jaar door overheidsdiensten in de VS is gedaan, en wat er aan kennis en kunde is opgebouwd; hoe de knapste koppen van het land aan al deze programma’s hebben meegedacht – programma’s die Trump nu dreigt op te heffen of simpelweg te verwaarlozen. Je wordt er hoopvol en angstig tegelijk van. Met vaart en humor laat Lewis mensen aan het woord die al hun intelligentie en creativiteit inzetten voor de opbouw van het land en voor het helpen van mensen, en anderzijds laat hij zien hoe kwetsbaar dat allemaal is. Hoe de regering door simpelweg niets te doen, en niets te willen weten, Reagans slogan alsnog waarmaakt: straks is inderdaad de overheid alleen nog een probleem en geen oplossing: als niemand meer waakt over radio-actief afval, naderende tornado’s of voedselprogramma’s voor de allerarmsten. Verplichte kost, dit boek, voor iedereen die zich een mening over de regering Trump aanmeet.
Michael Lewis, The Fifth Risk, W.W. Norton & Company, 2018